Voor de EU-richtlijn Bodem zijn de volgende definities van toepassing:
- ‘bodem’: de bovenste laag van de aardkorst, gelegen tussen het gesteente en het landoppervlak, die bestaat uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen;
- ‘ecosysteem’: een dynamisch complex van gemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving die als een functionele eenheid op elkaar inwerken;
- ‘ecosysteemdiensten’: indirecte bijdragen van ecosystemen aan de economische, sociale, culturele en andere voordelen die mensen uit die ecosystemen halen;
- ‘bodemgezondheid’: de fysische, chemische en biologische toestand van de bodem die bepalend is voor het vermogen ervan om te functioneren als een vitaal levend systeem en om ecosysteemdiensten te leveren;
- ‘duurzaam bodembeheer’: bodembeheerpraktijken die de door de bodem geleverde ecosysteemdiensten in stand houden of verbeteren zonder de functies die deze diensten mogelijk maken aan te tasten, of schadelijk te zijn voor andere eigenschappen van het milieu;
- ‘bodembeheerpraktijken’: praktijken die een impact hebben op de fysische, chemische of biologische eigenschappen van een bodem;
- ‘beheerde bodems’: bodems waar bodembeheerpraktijken worden uitgevoerd;
- “bodemdistrict”: het deel van het grondgebied van een lidstaat, zoals afgebakend door die lidstaat in overeenstemming met deze richtlijn;
- ‘bodemgezondheidsbeoordeling’: de evaluatie van de bodemgezondheid op basis van het meten of schatten van bodemdescriptoren;
- ‘verontreinigde locatie’: een afgebakend gebied van één of meer percelen met bevestigde aanwezigheid van bodemverontreiniging veroorzaakt door antropogene activiteiten op een puntbron;
- ‘bodemdescriptor’: een parameter die een fysisch, chemisch of biologisch kenmerk van de bodemgezondheid beschrijft;
- ‘land’ betekent het oppervlak van de aarde dat niet bedekt is met water;
- ‘landbedekking’: de fysieke en biologische bedekking van het aardoppervlak;
- ‘natuurlijk land’: een gebied waar menselijke activiteit de primaire ecologische functies en de soortensamenstelling van een gebied niet substantieel heeft gewijzigd;
- “semi-natuurlijk land”: een gebied waar ecologische assemblages substantieel zijn veranderd in hun samenstelling, evenwicht of functie door menselijke activiteiten, maar potentieel hoge waarde behouden in termen van biodiversiteit en de ecosysteemdiensten die het levert;
- ‘kunstland’: land dat wordt gebruikt als platform voor constructies en infrastructuur of als directe bron van grondstoffen of als archief voor historisch erfgoed, ten koste van het vermogen van de bodem om andere ecosysteemdiensten te leveren;
- ‘ruimtebeslag’ betekent de omzetting van natuurlijk en semi-natuurlijk land in kunstmatig land;
- ‘overdrachtsfunctie’: een wiskundige regel die het mogelijk maakt de waarde van een meting, uitgevoerd met behulp van een andere methodologie dan een referentiemethodologie, om te zetten in de waarde die zou worden verkregen door de bodemmeting uit te voeren met behulp van de referentiemethodologie;
- ‘betrokken publiek’: het publiek dat wordt getroffen of waarschijnlijk zal worden getroffen door bodemaantasting, of dat belang heeft bij de besluitvormingsprocedures in verband met de tenuitvoerlegging van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, met inbegrip van landeigenaren en grondgebruikers, evenals niet- -gouvernementele organisaties die de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu bevorderen en voldoen aan alle vereisten krachtens de nationale wetgeving.
- ‘bodemverontreiniging’: de aanwezigheid van een chemische stof of substantie in de bodem in een concentratie die schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid of het milieu;
- ‘verontreinigende stof’: een stof die bodemverontreiniging kan veroorzaken;
- ‘regeneratie’: een opzettelijke activiteit gericht op het omkeren van de bodem van een aangetaste naar een gezonde toestand;
- ‘risico’: de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu als gevolg van blootstelling aan bodemverontreiniging;
- ‘bodemonderzoek’: een proces om de aanwezigheid en concentratie van verontreinigende stoffen in de bodem te beoordelen, dat doorgaans in verschillende fasen wordt uitgevoerd;
- ‘geografisch expliciet’ betekent informatie waarnaar wordt verwezen en die is opgeslagen op een manier die het mogelijk maakt deze met specifieke precisie en nauwkeurigheid in kaart te brengen en te lokaliseren.
- ‘bodemsanering’: een regeneratieactie die de concentraties van verontreinigende stoffen in de bodem vermindert, isoleert of immobiliseert.